Wim Bossema

Je kunt Ouologuems klassieker ook lezen als een hilarisch, satirisch meesterwerk

Overweldigend, overrompelend, je wordt meegesleurd door een fenomenale stijl: die emotie overkomt de meeste lezers en recensenten die beginnen aan Le devoir de violence van Yambo Ouologuem. Ook nu weer, bij de nieuwe vertaling in het Nederlands, De onvermijdelijkheid van het geweld. En bij mij was het niet anders toen ik ongeveer 45 jaar geleden de roman voor het eerst las, in de Engelse vertaling Bound to Violence (in de African Writers Series van Heinemann Educational Books). Dit woeste boek was zo anders dan de vele meer didactische romans in die serie. Vooral was het zo meedogenloos over de Afrikaanse geschiedenis, het ging recht in tegen de geromantiseerde versie van de oude rijken en vorsten die in Afrikaanse landen gangbaar werd na de onafhankelijkheid, in de jaren rond 1960.

De meedogenloze verwerping van de négritude viel ook recensenten van nu op. De controverse, zeg maar gerust ruzie, zorgde na de eerste verschijning van de roman in 1967 natuurlijk al voor een  schandaal, met plagiaatbeschuldingen en al. De gevolgen zijn bekend: boek in Frankrijk in de ban gedaan, auteur trekt zich verontwaardigd terug uit de openbaarheid. Vamba Sherif heeft het al beschreven in zijn nawoord, waarvan een deel bij ons hier op de ZAM Boekenclub is te lezen. En Mohamed Mbougar Sarr liet zich door Ouologuems lot inspireren voor zijn bekroonde De diepst verborgen geschiedenis van de mens.

Maar blijft de roman zo overrompelend bij herlezing?

De nieuwe vertaling is de vierde keer dat ik Ouologuems meesterwerk heb gelezen. Na de Engelse vertaling wilde ik in mijn studietijd het origineel in het Frans lezen en ik vond een prachtige gebonden uitgave met het fameuze rode kaft. Ik had het woordenboek hard nodig, maar  de overweldiging was alleen maar groter. Of misschien wel juist door het fantastische Franse vocabulaire dat Ouologuem aanwendt. 

Virtuositeit

De politieke kritiek uit die tijd verbleekte bij de virtuositeit van zijn schrijverschap, vond ik toen. Die kritiek was dat Ouologuem de (neo-)kolonialen in de kaart speelt met zijn plastische beschrijvingen van geweld in alle mogelijke vormen, waarmee de Afrikaanse culturen sinds mensenheugenis doortrokken zou zijn. Ik las het boek een jaar of tien na verschijnen, toen militaire coups en burgeroorlogen het optimistische beeld van de jonge naties al behoorlijk naar de knoppen hadden geholpen en Ouologuems visie met de dag plausibeler leek.

Bij mijn derde lezing, vorig jaar, nam mijn leeservaring een andere wending. Na Sarrs roman wilde ik Le devoir de violence herlezen, maar mijn mooie rode boek was zoek. Ik tikte een tweedehands exemplaar op de kop van de Franse paperbackuitgave van Seuil uit 1968 (een afgeschreven boek uit de bibliotheek van Geldrop). Nu merkte ik niet meer alleen overweldiging. Neem die schitterende uithalen aan het eind van alinea's en hoofdstukken of in tussenzinnetjes die Ouologuems boek vaart geven en een gevoel van authenticiteit wekken (zo ging het toch in de epische vertelling uit de orale literatuur?). Hoe meeslepend ik ze nog steeds vond, nu gingen ze me tegelijkertijd steeds vaker op de lachspieren werken.

La légende des Saïfs, het eerste deel, kreeg in mijn herlezing meer en meer het karakter van een meesterlijke satire. Bij de vierde lezing, de nieuwe vertaling, nam dat lezersgevoel steeds meer toe. Mijn gruwen ging nu gepaard met (inwendig) lachen.

Wat gaat Ouologuem ongeremd tekeer! Het is eigenlijk allemaal zo over the top dat hij er wel een bedoeling mee moet hebben gehad. De gruwelijkheden die de personages in zijn boek moeten ondergaan volgen elkaar in hoog tempo op. Een mooie liefdesgeschiedenis eindigt abrupt met de hardvochtigste vorm van clitoridectomie en traditionele verkrachting door de machthebber vlak voor voltrekking van het huwelijk. Ouologuem beschrijft het allemaal met veel bravoure, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Het afgrijselijk lot van het ene na het andere personage krijgt op den duur iets hilarisch, zoals de dood van de Franse koloniaal Chevalier en de smid Barou. Ondertussen doordringt Ouologuem de argeloze lezer van de banaliteit van wreedheid.

Markies De Sade

Het lijkt haast alsof hij markies De Sade is. Ik denk dat Ouolouguem parodieert. Het 'plagiaat' uit werk van Graham Greene, André Schwartz-Bart en anderen die hem voor de voeten werd geworpen, lijkt eerder een satirische stijlfiguur. Het mogelijke plagiaat werd aangewezen in de erotische scènes, en westerse pornografie had zijn belangstelling. Ouologuem heeft pogingen gedaan met pornografische romans op de Europese markt door te dringen, onder pseudoniem en zonder verkoopsucces. In Le devoir de violence speelt hij toch met het genre, soms vet aangezet, vol humor.

Al met al neemt hij in De onvermijdelijkheid van geweld niet alleen de négritude op de hak, maar tegelijkertijd, en misschien wel vooral, de hypocriete koloniale visies op 'Afrika en de Afrikanen'. In het epische eerste deel speelt hij met de racistische kijk op de 'wilden', zoals bij de beschrijving van kannibalisme. Hij parodieert vooroordelen, hanteert de methode van de overdrijving en gebruikt ongeremd racistische woorden, zoals later de zwarte hip-hopartiesten zouden doen. (Die woorden zijn in de nieuwe vertaling overigens neutraal gemaakt.) Ouologuem laat zien dat de eigen Afrikaanse geschiedenis doortrokken was van geweld, maar niet zoals de Europeanen fantaseren.

Maskers aftroggelen

In het verhaal over de afrofiele onderzoeker Shrobenius (parodie op Leo Frobenius natuurlijk) legt hij zijn satire op de Europese cultuur er dik bovenop. De beschrijvingen van het aftroggelen van maskers en andere religieuze voorwerpen en de handel in dit historisch erfgoed zijn hilarisch, en waarheidsgetrouw. De Afrikanen fabriceren aan de lopende band 'eeuwenoude' artefacten, zodra ze in de gaten hebben dat er een markt voor is. Ouologuem schreef er toen al over, en pas de afgelopen jaren komt die discussie over roof en mogelijke teruggave door Europese musea echt op gang. Het is ook nog eens een visionair boek.

Het dominante personage is de Afrikaanse vorst Saïf, de slimme vos, de opportunist, de intrigant, de manipulator, de stiekeme moordenaar via getrainde gifadders. De Fransen krijgen geen grip op hem, maar dat beseffen ze niet. De jongeman die in Frankrijk is opgeleid om het land na de onafhankelijkheid te 'leiden', zal aan Saïfs leiband lopen. Echt een kleurrijke hoofdpersoon voor een satirisch epos.